Toggle navigation

Contact

Bel onze adviseurs
020 - 344 59 00,
of e-mail ons geheel
vrijblijvend
info@koppeladvies.nl

Geschreven door:
Marijn Bitter

08-02-2012

Badkamer aftrekbaar

Badkamer aftrekbaar

Kosten badkamer monumentenpand van € 20.000 volledig aftrekbaar

Kosten monumentenonderhoud aftrekbaar
Verbouwen van monumentenpanden is veelal een kostbare en moeizame aangelegenheid. Prettige bijeenkomst van het verbouwen van monumentenpanden is dat er delen van de kosten aftrekbaar kunnen zijn. Indien het kosten van verbetering zijn is sprake van niet aftrekbare kosten. Betreft het echter kosten van onderhoud dan zijn de kosten aftrekbaar. De ontwikkeling van het onderscheid tussen onderhoudskosten en verbeteringskosten heeft een lange weg gekend in de rechtspraak en de ontwikkeling daarvan staat nog steeds niet stil. Voor de willekeurige belastingbetaler is het onderscheid tussen beide begrippen echter lang niet altijd even helder. De oorzaak daarvan is de specifieke fiscale aanduiding van het onderscheid. Anders gezegd de discussie tussen belastingadviseurs en de fiscus wordt gevoed door jargon.

Dilemma
Door de grote hoeveelheid monumentenpanden in onze stad worden wij als belastingadvieskantoor in Amsterdam regelmatig geconfronteerd met de problematiek rondom het onderscheid van onderhoud en verbetering. De discussie kun je hierover vooraf voeren met de fiscus in een vorm van vooroverleg voordat de verbouwing plaats vindt, maar veelal vinden de discussies pas achteraf plaats met alle nodige bewijsproblematiek van dien. Dat er over verbouwingen van monumentenpanden vrijwel altijd een fiscale discussie wordt gevoerd is evident: het maakt immers nogal wat uit of er sprake is van volledige aftrek of geen enkele aftrek. De discussies komen altijd tot een hoogtepunt als het gaat om het vernieuwen van keukens en badkamers. De fiscus stelt daar heel snel dat het gaat om verbetering terwijl degene die verbouwd heeft zich op het standpunt stelt dat het onderhoud is.

Procedure
In een recente procedure voor het Hof in 's Hertogenbosch wordt weer een verdere bouwsteen toegevoegd aan de begripsvorming rondom het fiscale onderscheid tussen onderhoudskosten of verbeteringskosten. Heeft u uw monumentenpand recent verbouwd of bent u van plan te gaan verbouwen, neem dan zeker de essentie van onderstaande Hof uitspraak tot u. Dat de inspecteur het nodige heeft verbruid in de hele procedure door de nodige tekortkomingen moet u echter voor uzelf niet niet op rekenen. Onderstaand de essentie van de procedure. Belangrijk onderdeel van de gevolgend van een verbouwing is dat u zich goed laat informeren door specialisten over de fiscale gevolgen, dit zal aanmerkelijk kunnen bijdragen aan uw te besteden budget.

Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur ten onrechte een deel van de kosten van de badkamer niet in aftrek heeft toegelaten.
Belanghebbende, X, is eigenaar van een monumentenpand als bedoeld in artikel 6.31 Wet IB 2001 die bij X in gebruik is als eigen woning. In 2006 heeft X onderhoudskosten aan het pand die hij in aftrek brengt in zijn aangifte IB/PVV. De inspecteur laat een deel  (€ 9500) van de kosten die X aan zijn badkamer heeft besteed niet in aftrek toe omdat sprake zou zijn van verbeteringskosten. Rechtbank Breda stelt de inspecteur in het gelijk.Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur ten onrechte een deel van de kosten van de badkamer niet in aftrek heeft toegelaten. Gelet op de totale aan de badkamer bestede kosten van nog geen € 20.000 kan volgens het hof niet gezegd worden dat er sprake is van verbetering of van radicale vernieuwing van de badkamer. Het gaat om een badkamer van nog geen 2 x 2 meter met een gangbare uitrusting. Dat er gedeeltelijk geen schriftelijke bewijsstukken zijn is – gelet op de wettekst – geen probleem. De inspecteur stelt dat hij met X in de bezwaarfase tot overeenstemming is gekomen over de hoogte van de aftrek van de onderhoudskosten. Het hof is dit niet met de inspecteur eens en verwerpt ook het aanbod van de inspecteur om het bestaan van het compromis door een getuige te laten bevestigen. De inspecteur heeft de desbetreffende getuige niet op de eerste en evenmin op de tweede zitting meegebracht en het hof ziet, gelet op de ontkennende verklaring van X over het bestaan van een gemaakte afspraak, geen reden om de getuige zelf op te roepen. Het hof oordeelt dat er sprake is van aftrekbare onderhoudskosten. Daarnaast oordeelt het hof in navolging van de rechtbank dat de zelfwerkzaamheid van X niet voor aftrek in aanmerking komt, ook niet op basis van opgewekt vertrouwen. Het hoger beroep van X is gegrond.

 

Bron uitspraak: Vakstudienieuws

Send this to a friend